De wereldleiders hebben in oktober 2021 in Glasgow het klimaatbeleid aangescherpt over aardgas-, aardolie- en steenkoolgebruik. Het doel is om kooldioxide-emissies zo veel mogelijk te reduceren. De meeste emissies ontstaan door fossiele brandstoffen, de chemische industrie en agrarische activiteiten. De energietransitie is de overgang van fossiele brandstoffen naar duurzame, hernieuwbare bronnen van energie. Denk bijvoorbeeld aan de realisatie van zonne- en windparken. Deze zonne- en windparken dienen aangesloten te worden op het elektriciteitsnetwerk. Er geldt op die manier een aansluitplicht. De aansluiting op het elektriciteitsnetwerk gebeurt door verschillende netbeheerders.
Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde in een uitspraak van 12 oktober 2021 (ECLI:NL:CBB:2021:927) dat er geen uitzondering bestaat op deze aansluitplicht. In die zaak ging het erom dat het energiebedrijf Raedthuys vier windturbines in Windpark Zeewolde ontwikkelt. Naast de windturbines van Raedthuys staan er in dit windpark nog 87 andere turbines.
Raedthuys had Liander, de netbeheerder, verzocht om een kostenindicatie voor een eigen aansluiting van de windturbines op het openbare elektriciteitsnet. Liander gaf echter aan dat zij niet in wilde gaan op het verzoek van Raedthuys omdat de vier windturbines onderdeel zijn van het gehele windpark, waarvoor slechts één installatie behoeft te worden gerealiseerd. Liander beroept zich op het opknipverbod van artikel 1 lid 6 Elektriciteitswet. Raedthuys en de Autoriteit Consument en Markt meenden echter dat Liander gelet op artikel 23 lid 1 van de Elektriciteitswet gehouden is om aan het aanbod mee te werken, omdat anders een inbreuk wordt gemaakt op de vrije nettoegang en vrije leverancierskeuze.
Het College stelt met betrekking daartoe dat Liander als netbeheerder op grond van artikel 23 lid 1, in verband met artikel 1 lid 1 sub b Elektriciteitswet verplicht is om voor degene die daarom verzoekt een aansluiting op het elektriciteitsnetwerk te realiseren. De aansluitplicht geldt niet indien productie-installaties tot dezelfde onderneming behoren, onderling met elkaar bedingen en in elkaars nabijheid zijn gelegen. In dat geval dient de productie-installatie over één aansluiting te beschikken. In dit geval vielen de windturbines van Raedthuys niet onder dezelfde onderneming als de andere windturbines op het windpark Zeewolde.
Daarnaast kon een beroep op het kostenveroorzakingsbeginsel Liander ook niet baten, nu er volgens het College geen sprake was van misbruik van de gereguleerde voorwaarden voor de standaardaansluitingen. Evenmin kon het betoog van Liander, dat de reikwijdte van de aansluitplicht bepaald moet worden in het kader van veranderende maatschappelijke ontwikkelingen, slagen.
De conclusie die uit deze uitspraak kan worden getrokken is dat de aansluitplicht in beginsel geldt voor netbeheerders en dat een beroep op de uitzonderingsmogelijkheid van artikel 1 lid 6 Elektriciteitswet strenge voorwaarden kent. De aansluitplicht geldt ook indien consumenten hierom verzoeken. Voor consumenten dient de netbeheerder echter binnen 18 weken de aansluiting te realiseren, wat ook tot geschillen leidt.